Via een schoolvriendin van vroeger kreeg ik een paar oude schoolfoto’s. Het veel te grote gestreepte overhemd herken ik meteen; mijn prille verliefdheid en het geweld waarmee die eindigde bezorgen me dik dertig jaar later nog steeds een wee gevoel in mijn maag. Hier, doe mijn overhemd aan, dan ben ik toch bij je, had hij net voor ik de bus instapte gezegd. Of had ik er zelf om gevraagd? Ik weet het niet meer en uiteindelijk doet het er ook niet toe – nu is het alleen nog de geur die uit dat hemd wasemde en opnieuw aan me wil blijven plakken.
We gingen naar de DDR – werkweek. De Muur zou twee jaar later vallen, maar dat wisten wij toen niet. Van tevoren hadden we er verschillende lessen over gehad, er was zelfs een bijeenkomst met de ouders georganiseerd; we gingen tenslotte wel naar het Oostblok, voor hetzelfde geld wilde dat IJzeren Gordijn ons – een groepje havoleerlingen onder leiding van een paar docenten die iets populairder waren dan goed voor ze was – voorgoed in het socialistische paradijs houden en zouden we nooit meer terugkeren naar de poel des verderfs waarin wij ons dagelijks wentelden. We moesten ons hoe dan ook goed aan de regels houden: geen baldadig gedoe op straat, niemand in de weg lopen, niet te opzichtig om je heen kijken, steek nooit zomaar over, zebrapaden liggen er niet voor niks en stoplichten verschieten ook niet zomaar van kleur en verder, beste mensen, weet dat de vopo’s overal en altijd meekijken, ook als wij ze niet zien. Dus geen gekke dingen, is dat goed begrepen? Wij begrepen het.
De eerste stop was West-Berlijn. Om daar te komen moesten we Oost-Duitsland door, via de transitweg. Voor we die op mochten, werden we aan een uitgebreide controle onderworpen. We moesten de bus uit, de koffers moesten open en een norse vopo wiens halve hoofd schuilging onder zijn buitenmaatse pet nam onze paspoorten in beslag. Hij verdween ermee een grauw vierkant kantoor in. De groezelige luxaflex ging dicht. Even later kwamen er twee andere vopo’s aan, allebei gewapend met een lange stok met aan het uiteinde een spiegel op wieltjes. Nauwgezet schoven ze hun toverstokken onder de bus door. Af en toe floot een van beiden waarop zijn collega meteen op een drafje naar hem toe ging, ze keken nog eens, en nog een keer, overleg, fluisterend en met de rug naar ons toe. Iets verderop werd een achterbank uit een auto getild.
Ik moest naar de wc. Onze leraar Duits stapte op een vopo af en wees naar mij. Er werd geknikt, nog eens gewezen. Er werd een andere vopo bij gehaald – een vrouw. Zij gaat met je mee, zei onze leraar Duits. Ik knikte terwijl de vrouw me bij de arm pakte. We staken de parkeerplaats over en betraden een klein gebouw. Voor de deur achter ons dichtviel, liet de deurdranger een lange en doordringende klaagzang horen. De vrouw gebaarde me met mijn voeten wijd uit elkaar te gaan staan. Schoenen uit. Ik schopte mijn Allstars uit, zette mijn voeten uit elkaar en hoopte dat het allemaal niet te lang zou duren – ik moest echt heel nodig. Ze begon rond mijn enkels. Langzaam bewogen haar handen naar boven. Eerst mijn rechterbeen, toen mijn linkerbeen. Kontzakken. Zakken aan de voorkant van mijn broek. Daar bleven haar handen even hangen. Een hand verdween in mijn zak. Graaide. Even later hield ze triomfantelijk een tampon voor mijn neus. Ik knikte: ongesteld, zei ik – wat dat in het Duits was, ik had geen idee. Ze bekeek en betastte het kleine in cellofaan gehulde plukje watten van alle kanten. Kneep er een paar keer flink in. Uiteindelijk gaf ze me de tampon terug en knikte afgemeten. En verder ging het. Haar handen dwaalden, voelden en klopten over het veel te grote overhemd en toen, langzaam maar zeker, vanuit de oksels van de gestreepte stof, kwam de ongewassen geur los. Zij rook het ook, natuurlijk rook zij het ook. Maar ze liet zich niet van haar stuk brengen en vervolgde haar onderzoek. Toen ze eindelijk klaar was, wist ik niet hoe snel ik mijn gympen aan moest schieten. Beschaamd en misselijk vluchtte ik het toilet in. Terwijl; het was niet eens mijn eigen zweet.
Het zou nog maanden duren voor ik het uit durfde te maken. En jaren voor ik die geur kwijtraakte en niet meer bang was.