Skip to content Skip to footer

Bloot

De atmosfeer zindert, in de verte liggen de koeien in de schaduw van de bomenrij. Op het erf staat de boer. Hij kijkt. Slaat het op in zijn geheugen, dit moment, de lucht die trilt, het gras net gemaaid, de fietsers op de weg langs zijn boerderij. Hij draagt een pet, de boer. Niet omdat hij anders verbrandt, maar gewoon, omdat de pet nu eenmaal bij hem hoort, zonder zijn pet voelt hij zich naakt. Hij heeft de mouwen van zijn overhemd twee slagen omgevouwen. Verder doet hij er niets aan, aan de zomer. De werkbroek is elke dag hetzelfde, de wollen sokken, de laarzen, het onderhemd, het overhemd – hetzelfde. En de pet. Die ook. Dat andere mensen het anders doen, ontgaat hem niet. Hij ziet de benen, de armen, de voeten, alles bloot. Wit bloot. Het kan hem niet bekoren. Zou iemand het hem vragen, dan zou hij zeggen dat zijn koeien ook altijd hetzelfde dragen, verzengende hitte, doordringende kou, het maakt ze niets uit. Het maakt hem ook niets uit. Hij slaat slechts gade.