De Loosduinse Mien van Bree weet al jong dat ze anders is dan haar leeftijdgenootjes. Ze heeft grote dromen en de eerste daarvan verwezenlijkt ze als ze in 1934 in Brussel derde wordt op het wereldkampioenschap wielrennen. In Nederland is men echter nog maar net gewend aan de vrouw in de sport en als vrouwen zich dan zo nodig in wedstrijdverband met elkaar willen meten, kunnen ze zich maar beter bij fatsoenlijke sporten houden.
Maar Mien laat zich niet weerhouden en verhuist naar België, waar ze wedstrijden wint, een café uitbaat en ’s avonds in de armen van haar grote liefde in slaap valt. In augustus 1940 keert ze terug naar Loosduinen om voor haar ernstig zieke moeder te zorgen. Ze probeert haar dromen en de herinneringen aan haar oude leven te vergeten, maar betaalt daar een hoge prijs voor. Pas als ze de vijftig ruim is gepasseerd, lijkt haar leven ten goede te keren als een nieuwe liefde zich aandient. Maar het blijkt een wrede liefde die haar het laatste zetje richting afgrond geeft.
Mien is het meeslepende verhaal van een vrouw die een leven lang moest teren op de paar jaar dat ze alle conventies aan haar laars lapte. Tegelijk is dit de geschiedenis van de vrouwen in de sport – vrouwen die werden uitgelachen en vooral niet moesten denken dat hun prestaties iets voorstelden.